Theo Hermans imker.

Stuifmeel.
 
Stuifmeel vormt het mannelijk beginsel van de plant. 
Stuifmeel (pollen) bevat een groot aantal vitamines, mineralen en aminozuren. 
Stuifmeel is een supervoedingsmiddel waar alle 
essentiële voedingsstoffen in vertegenwoordigd zijn. 
Pollen zijn een natuurlijk middel om problemen met de spijs vertering te verhelpen. 
Omdat stuifmeel bestaat uit een omgekeerde suiker"verzuurt'"stuifmeel niet in het spijsverteringskanaal wordt snel opgenomen 
en het helpt binnendringen van bacteriën te voorkomen, en heeft verder een verzachtende werking op geïrriteerde of ontstoken ingewanden.
 
De rijkdom van stuifmeel .

Omdat in de ons omringende landen niet van stuifmeel maar van pollen wordt gesproken, is dat begrip ook in ons land gemeengoed geworden. 
Van oorsprong was stuifmeel eigenlijk dat gedeelte van het meel dat in de molen verstuift en in mindering werd gebracht op dat wat de molenaar moest afleveren. 
Gemakshalve worden de begrippen pollen en stuifmeel hierna door elkaar gebruikt.
 
 
De werkbij als pollen- miljonair.

Het was in feite de honingbij, die als groot- verzamelaar van pollen de primeur kreeg voor de bekendheid van dit edele product. 
De korfjes van beide achterpoten van een haalbij kunnen elk ca.15 mg pollenkorrels bevatten ofwel gezamenlijk rond twee miljoen stuks! 
Dat is een onvoorstelbare hoeveelheid, waarbij ik opmerk, dat van elk van die korrels kan worden nagegaan van welke bloem ze afkomstig zijn.
 Niet alleen dat, maar ook de samenstelling van zo'n korrel kan exact worden vastgesteld, maar daarover dadelijk meer.
 
Miljoenen pollenkorrels in een potje honing.
Wat menigeen niet weet is dat er in een potje honing, afhankelijk van de pollenproductie van betrokken nectargevende planten, 
zich tussen de één en vijf miljoen pollenkorrels bevinden. Dat is in feite ongeveer net zoveel als één volgeladen honingbij tijdens één operationele vlucht kan verzamelen en thuisbrengen. Dankzij dit energieproduct kunnen bijenlarfjes, waarvan er in het actieve seizoen per bijenvolk dagelijks twee á drie duizend worden geboren, 
opgroeien tot volwaardige bijen. 
Geen pollen, geen jonge bijen, zie daar één van de wonderen van het bijenvolk.
 
Stuifmeel ook goed voor mensen.

In de laatste decennia heeft ook de mens kennis genomen van dit unieke voedingsmiddel. 
Het gevolg is, dat er voornamelijk in tropische en subtropische gebieden massaal stuifmeel wordt geoogst, 
dat ook in ons land wordt ingevoerd en door velen als gezondheidsmiddel wordt begeerd. 
Dat verzamelen geschiedt met behulp van een zogenaamde pollenval, waarin de thuiskomende bijen min of meer automatisch van hun pollen worden ontdaan. 
Na een uitermate zorgvuldige bewerking komen deze pollen vervolgens in de bekende verpakkingen op de markt. 
Land van herkomst, bron en leeftijd daarvan zijn helaas niet altijd duidelijk.

Bron: maandblad voor imkers November 1998
 
 
Pollen (stuifmeel) sleutel der vruchtbaarheid.

Stuifmeelsoorten vormen een wereld op zichzelf. Van de grootste soorten gaan er 14.000 korrels in 1 gram, maar er zijn talloze kleinere pollensoorten, 
waarvan 300.000 korrels in 1 gram gaan. Juist daardoor zijn er overal pollen en mensen die aan hooikoorts lijden kunnen daar over meepraten. 
Heidegronden en bossen produceren jaarlijks tonnen stuifmeel. 
Zeker, een deel daarvan wordt door de bijen vergaard, en wordt ook door bijen verwerkt en opgegeten: 
de jaarlijkse verzamelprestatie van een bijenvolk ligt zo tussen de 30 en 60 kg. 
In Oostenrijk zijn ongeveer 400.000 bijenvolken die door 30.000 imkers worden verzorgd. 
Als we uitgaan van een maximale verzamelprestatie, dan komen we op 24.000 ton ‘productief’ gemaakte pollen.
 En dan blijven er nog duizenden tonnen over in de natuur.
Geleerden uit de hele wereld hebben ontdekt dat 90% van alle allergische aanvallen veroorzaakt worden door de stuifmeel van planten uit de Ambrosiafamilie, 
vooral van de Alsem ambrosia, die met name in Amerika veel voorkomt, en van Bijvoet uit het Alsein-geslacht.
Pollen, stuifmeel, is het manlijk beginsel van de plant. Hij wordt door de wind of door bijen naar vrouwelijke bloempjes gebracht om die te bevruchten. 
Dat was al ten tijde van de Hebreeërs bekend. In het oude Assyrië kende men zelfs een jaarlijkse plechtigheid waarbij de pollen van de manlijke dadelpalmen op de vrouwelijke dadelpalmen werden gebracht.
Dat stuifmeel voedsel is voor de bijen weet op het ogenblik iedere kleuter die op televisie naar de film ‘Maja de Bij’, 
naar het gelijknamige boek van Waidemar Bonsel, heeft gekeken. 
Minder bekend is echter dat pollen vooral in het voorjaar door speciale stuifmeelverzamelaarsters onder de bijen naar de kast wordt gebracht. 
Wij danken die kennis aan het onverdroten onderzoek van Karl von Frisch. 
Die speciale bijen vervoeren de pollen aan de zogenaamde verzamelpoten, die daartoe zijn voorzien van een soort uitholling, ook wei korfje genoemd, 
dat omgeven is door lange haren. In dat korfje wordt de stuifmeel vervoerd. imkers spreken over ‘stuifmeelbroekjes’. 
Zoals we al eerder hebben opgemerkt is stuifmeel de gangbare benaming. In medisch verband en ook door chemici wordt het woord pollen gebezigd.
Doordat de pollen door de bij ietsje met honing wordt bevochtigd, waar nog een bepaalde afscheiding uit de bovenkaken bijkomt, 
is de pollen niet alleen houdbaar, maar kan ook tot een stevig klontje worden samengedrukt. 
In de korf worden de klontjes handig van de poten verwijderd door de bij zelf, of door jonge huisbij en, waarna ze direct in lege cellen worden gedeponeerd. 
Imkers bouwen ook wel zogenaamde ‘stuifmeelvallen’ bij de ingang van de kasten, 
een soort constructie waardoor de pollen van de poten van de verzamelbijen worden gestreken, voordat de bijen de kast binnengaan. 
Zo’n val bestaat uit kleine, stervormige vlieggaten, waar de bijen zich met draaiende bewegingen doorheen moeten wurmen. 
Hierdoor blijft het grootste deel van hun stuifmeelvracht achter. 
De pollen valt in een, eronder aangebrachte bak, die is afgedekt met een zeer fijnmazig net, omdat anders de bijen de pollen er weer uit zouden halen. 
Vooral als een volk druk bezig is met broed heeft het veel pollen nodig. Het is immers niet alleen voedsel voor de larven, maar ook voor de voedsters zelf. 
Men heeft al vrij gauw ontdekt dat pollen noodzakelijk is voor het produceren van koninginnegelei, ook wel koninginnepap genoemd, in de speekselklieren van jonge huisbijen.
Met het oog hierop is pollen, stuifmeel dus, door allerlei geleerden nader onderzocht, waarbij zij tot de ontdekking kwamen dat het een bijna volmaakt voedingsmiddel is. 
Stuifmeel bevat alles, wat niet alleen een bij, maar ook een mens nodig heeft om in leven te blijven. 
Vooral Russische geleerden, en wel in het bijzonder Tsitsin hebben geconstateerd dat zich onder de vele honderdjarigen in hun land veel imkers en boeren bevonden, 
die regelmatig pollen aten, dikwijls in de vorm van zogenaamd ‘bijenbrood’, het voedsel van de larven, dat bestaat uit nectar, pollen en fermenten, 
dat bewaard wordt in gesloten cellen. De gezondheidstoestand van die oude mensen was uitzonderlijk goed. 
Bepaalde ziekten, zoals kanker, volksvijand nummer 1, kwamen daar helemaal niet of hoogst zelden voor.
 
 
Pollen, een supervoedingsmiddel.

Al spoedig rees het vermoeden dat pollen een supervoedsel moest zijn, waar alle essentiële voedingsstoffen in vertegenwoordigd zijn.
Bij uitgebreide en nauwkeurige analyses bleek dit inderdaad het geval te zijn. 
Hieronder volgt een analyse van een doorsnee stuifmeel, vrij naar R. Delperée, in La Gazette apicole, oktober 1959):
            water 4 %
            gereduceerde suikers 20 %
            niet-gereduceerde suikers 5 %
            zetmeel, koolhydraten 4,5%
            eiwitten 20 %  
            vrije aminozuren 10 %
            as 3 %
In de hierna volgende tabel worden de aminozuren gedifferentieerd in percentages van de droge massa:
            arginine 4,4-5,7%
            histidine 2,0-3,5%
            isoleucine 4,5-5,8%
            leucine 6,7-7,5%
            lysine 5,9-7,9%
            methionine 1,7-2,4%
            fenylalanine 3,7-4,4%
            tryptofaan 1,2-1,6%
            valine 5,5-6,o%
 
Aminozuren zijn de bouwstenen van eiwitten. Ze kunnen niet door het lichaam zelf worden samengesteld, maar moeten worden aangevoerd. 
In welke hoeveelheden, daarover lopen de metingen nog uiteen. 
Er gaan de laatste tijd steeds meer stemmen op die beweren dat kleine hoeveelheden beter zijn dan grote: circa 30 g per dag.
We moeten daarbij ook nog bedenken dat de grote eiwitten de liquordrempel van de hersenen niet passeren kunnen. 
Aminozuren kunnen dat wel en zijn daardoor van groot belang voor de stofwisseling in de hersenen (geheugen, leren, reactievermogen).
In pollen zijn 20 van de ons bekende 22 aminozuren gevonden, waaronder: alanine, arginine, asparaginezuur, cystine, glutaminezuur, glycine, histidine, hydroxiproline, leucine, isoleucine, lysine, methionine, fenylalanine, tryptofaan, proline, serine, threonine, valine en het vrij zeldzame alfa-amino-boterzuur.
De nu volgende tabel illustreert hoe efficient de aminozuur-verzorging van de mens door stuifmeel is. Het aminozuurgehalte wordt in percentages weergegeven.
 
aminozuur
rundvlees
ei
kaas
stuifmeel
dagelijkse behoefte
isoleucine
0,93
0,85
1,74
4,5
2,7
leucine
1,28
1,17
2,83
6,7
4,0
lysine
1,45
0,93
2,34
5,7
3,0
methionine
0,42
0,39
0,80
1,8
2,1
fenylalanine
0,66
0,69
1,43
3,9
4,2
threonine
0,81
0,67
1,38
4,0
2,0
tryptofaan
0,20
0,20
1,34
1,3
0,5
valine
0,91
0,90
2,00
5,7
3,0
 
 
Uit een eenvoudige berekening volgt dus dat 100 g stuifmeel evenveel aminozuren bevat als 1/2 kg rundvlees of zeven eieren. 
In totaal zijn dus 30 g stuifmeel per dag voldoende om in de eiwitbehoefte van een volwassen mens te voorzien - en dat zijn slechts 3 theelepels.
Stuifmeel is ook rijk aan mineralen en sporenelementen, wat blijkt uit de volgende tabel in procenten-as uitgedrukt:
kalium 20-45
magnesium 1-12
calcium 1-15
koper 0,05- o,o8
ijzer 0,01- 0,3
silicium 2- 10
fosfor 1- 20
zwavel 1
chloor 0,08
mangaan 1,4
 
In tijden van natriumoverschot en kaliumgebrek is pollen dus beslist een goede aanvulling op het dieet.
Pollen bevat verder vitaminen - bijna alle vitaminen die de mens nodig heeft. 
100 g doorsnee pollen bevatten tot 1 g vitamine A (axerophtol), dat onontbeerlijk is voor een goede oogfunctie, 
vitamine D, vitamine E, vitainine-B1, B2, niacine, pantotheenzuur, foliumzuur, vitamine B6 en B2, vitamine -H en tot o,8 g vitamine C. 
Vitamine P, waarvan nog niet is vastgesteld of hij behoort tot de essentiele stoffen, hoewel hij goed is bij het voorkomen van capillaire bloedingen,
 komt bijvoorbeeld voor in boekweithoning, tot 0,017%.
Al naar gelang de soort bevat pollen tussen de 1 en 20% vet. Het betreft hier plantaardige vetten die het menselijk organisme slechts in geringe mate belasten. 
Ongeveer 50% ervan zijn onverzadigde vetzuren, linolzuur, linoleenzuur en arachidonzuur. 
Hoewel deze vetten, gezien de geringe hoeveelheden een ondergeschikte rol spelen, 
hebben toch onverzadigde vetzuren, zelfs in geringe hoeveelheden, een katalyserend effect, volgens de Duitse biochemica Dr. Johanna Budwig, 
en zijn dus verre te verkiezen boven verharde vetten als margarine en dierlijke vetten.
Pollen bevat verder suikers, groeistoffen en talloze enzymen, waaronder cozymase, diaforase en cytochromxydase, voorts antibiotica en hormonen.
En nu kunnen we eindelijk een streep zetten onder deze chemische verhandeling en het geheel in het kort samenvatten: 
wie zich, zelfs maandenlang uitsluitend en alleen zou voeden met pollen, 
zal beslist geen deficiëntieverschijnselen krijgen als gevolg van een onvolwaardige voeding - pollen is en blijft een volwaardig voedingsmiddel. 
Het enige zal zijn dat door gebrek aan vezelstoffen als cellulose de darmfunctie vrij traag zal worden en er dus waarschijnlijk obstipatie zal optreden. 
Pollen is niet alleen een wereld op zichzelf, hij
is ook een buitengewoon subtiele uiting van plantaardige harmonie. 
Dat de bij dat heeft ‘ingezien’, dat ze zich met pollen voedt en hem in verdunde vorm als koninginnegelei aan haar larven en toekomstige koningin geeft, 
zegt toch wel veel over haar instinct.
Het gebruik van pollen is bovendien een goed voorbeeld voor het in de natuurgeneeskunde altijd voorgestane principe van een breed spectrum van werkzame stoffen. 
Gelukkig zijn op het ogenblik ook veel allopaten tot het inzicht gekomen dat ze alleen in de allergrootste uitzonderingsgevallen zich moeten houden aan de door eerzuchtige chemici ingeslagen weg van de geïsoleerde therapeutische stof. 
Juist in natuurlijke vorm voorkomende combinaties en werkzame stoffen grijpen beter in in het zieke organisme dan een speciaal geïsoleerde stof kan doen. 
Daarvan zijn genoeg voorbeelden bekend. 
 
 
Bron: De geneeskracht van bijen, Paul Uccusic
 
terug naar boven
Share by: